Nieuw Insolventierecht – Schorsing van executiemaatregelen bij WCO

Insolventierecht - WCO

Vanaf 1 mei 2018 treedt het nieuwe insolventierecht (ingevoegd in Boek XX van het Wetboek Economisch Recht – WER) in werking. Vanaf dat moment is een nieuwe regeling in werking betreffende de uitvoerings- of executiemaatregelen ten opzichte van een onderneming die een verzoekschrift gerechtelijke reorganisatie (een zogenaamde WCO) heeft ingediend.

Wat is een WCO

Een onderneming die zich in financieel woelig water bevindt, kan een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie indienen bij de rechtbank van koophandel, in het kort WCO. De onderneming krijgt dan een periode van bescherming, tijdens dewelke er verder kan gewerkt worden aan het herstel. In zowel de huidige als de toekomstige wetgeving geldt immers dat de goederen van een onderneming die een dergelijk verzoekschrift indient, worden beschermd tegen zijn schuldeisers. Deze kunnen niet te gelde gemaakt worden ten gevolge van bijvoorbeeld een uitvoerend beslag.

Toch uitvoeren tijdens een WCO

In de nieuwe wetgeving wordt nu echter een belangrijke uitzondering op dit principe ingevoerd: indien er reeds een datum voor de verkoop van de betreffende goederen werd vastgesteld én deze datum ligt binnen de twee maanden volgend op de neerlegging van het verzoekschrift, zal de verkoop van zowel roerende als onroerende goederen toch verdergezet kunnen worden.

Indien een onderneming die een gerechtelijke reorganisatie aanvraagt, alsnog wil dat een dergelijke gedwongen verkoop wordt geschorst, zal hij dit in zijn verzoekschrift gerechtelijke reorganisatie expliciet moeten vragen. De rechtbank kan beslissen de verkoop alsnog te schorsen.

Procedure – vergoeding van gemaakte onkosten

Voor wat betreft roerende goederen, is de beslissing tot schorsing van de rechtbank voldoende om de verkoop effectief te schorsen. Degene die om deze schorsing verzoekt (in het overgrote deel van de gevallen de onderneming die de gerechtelijke organisatie aanvraagt), zal wel de reeds gemaakte kosten – zoals bijvoorbeeld de kosten van de gerechtsdeurwaarder – dienen te vergoeden.

Voor wat betreft onroerende goederen, is de beslissing tot schorsing van de rechtbank niet voldoende. In dit geval zal de verzoeker voorafgaand aan de schorsing immers ook nog bepaalde kosten die de notaris gedragen heeft over moeten maken op het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Van zodra de gerechtsdeurwaarder dit bedrag ontvangen heeft, meldt hij dit officieel (per exploot) aan de notaris en indien dit alles (uitspraak-betaling-exploot) zich heeft voorgedaan ten minste drie werkdagen voor de gedwongen verkoop, zal de verkoop van het onroerend goed geschorst worden.

Let op: enkel de kosten die een notaris heeft gemaakt voorafgaand aan de neerlegging van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, zullen door de verzoeker gedragen dienen te worden. Het is dan ook een wettelijke verplichting de notaris (maar ook de gerechtsdeurwaarder) die belast werd met de verkoop van een goed op de hoogte te stellen van het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie. Daarbij dient de notaris specifiek ingelicht te worden indien een verzoek tot het schorsen van een verkoop werd gericht aan de rechtbank, zodat hij eventueel kan vermijden bijkomende kosten te maken.

Indien een bepaald goed (onroerend dan wel roerend) aan meerdere entiteiten (personen dan wel ondernemingen) toebehoort waarvan één een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie indient, kan de gedwongen verkoop van deze goederen in alle geval verder gezet worden tenzij de rechtbank ook deze verkoop op verzoek van deze onderneming zou schorsen.

Doel

Ingevolge deze nieuwe uitzondering hoopt de wetgever het tergend last minute indienen van dergelijke verzoekschriften – enkel en alleen om bepaalde verkopen te verhinderen – tegen te gaan.

Deel dit op