Recht op persoonlijk contact van grootouders met kleinkinderen

persoonlijk contact grootouders

Grootouders hebben sinds een hele tijd het recht om een persoonlijk contact met hun kleinkinderen te onderhouden. Dit werd bepaald door artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek. Door een recente wetswijziging werd dit recht nog gevoelig versterkt ten voordele van de grootouders (en de kleinkinderen).

Verleden

De wetgever blijft de uitdrukkelijke voorkeur hebben voor een overeenkomst tussen de partijen (meestal de ouder(s) en de grootouders). Vandaar dat de wetgeving niet alleen bepaalt dat de familierechtbank slechts tussenkomt bij gebreke aan een dergelijke overeenkomst, maar ook nog steeds een duidelijke voorkeur voor een minnelijke procedure bij de familierechtbank stipuleert.

Indien er geen dergelijke overeenkomst bereikt wordt, kan de familierechtbank beslissen over het recht om persoonlijk contact en hoe dit uitgeoefend wordt. De enige richtlijn daarbij was het belang van het kind. Dit had vroeger tot gevolg dat dit om verschillende redenen soms niet werd toegekend, met grote discrepantie tussen beslissingen in verschillende gerechtelijke arrondissementen. Hoewel een rechter moest beslissen in het belang van het kind, werd dit door verschillende rechtbanken compleet verschillend geïnterpreteerd.

Dit was geen ideale situatie, gezien het persoonlijk contact tussen grootouders en kleinkinderen wordt aanzien als belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van het kind. Bovendien wordt het recht op een gezinsleven ook voor de grootouders gegarandeerd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Toekomst

Sinds 12 juli laatsleden is dan ook een bijkomende regel aan artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek van kracht:

“De familierechtbank weigert de uitoefening van het recht op persoonlijk contact enkel als de uitoefening van het recht ingaat tegen het belang van het kind.”

Met andere woorden zal het vanaf heden aan ofwel de ouders van het kind ofwel het Openbaar Ministerie zijn om het bewijs te leveren dat een recht op persoonlijk contact met een bepaalde specifieke grootouder tegen het belang van het specifiek kind indruist, indien de grootouder(s) dit via gerechtelijke weg opeisen.

Er kan dan ook verwacht worden dat zaken waarbij het recht op persoonlijk contact wordt opgeëist in het overgroot deel van de gevallen (nog meer dan nu reeds het geval was) tot een recht op persoonlijk contact zal leiden.

Deel dit op